Op pad met Trix: anders dan anders
22 mei 2014
Compassie
24 januari 2015

Hey jij daar, wakker worden!


Hoe ben jij vanochtend opgestaan? Had jij zin in de dag? Had je zin om naar je werk te gaan? Sprong jij met beide benen uit bed? Of toch met het bekende linkerbeen...?

Het valt mij op dat maar heel weinig mensen happy en stralend uit hun ogen kijken op de maandagmorgen. Waarom? De vraag brandt op mijn lippen als ik met de ‘vrolijke’ horde de trein in stap. Al duwend en schuifelend staan we met zijn allen tegen elkaar geplakt in het voorportaal. Mij maakt dat niets uit, gezellig toch?
“Ik had een droom dat ik wakker was en toen ik wakker werd, merkte ik dat ik in slaap was”
- Stan Laurel

Als ik om me heen kijk, zie ik iedereen verdiept in zichzelf, en vooral mét zichzelf. De jongen die op zijn tablet een spelletje speelt, de man in gesprek met zijn telefoon. De helft van de mensen staat met verongelijkt gezicht en koptelefoon op voor zich uit of naar buiten te staren. Compleet afgesloten van de werkelijkheid. Zo lijkt het.
Misschien draagt de door de NS ingekorte trein vandaag wel bij aan de omlaaghangende mondhoeken? Of is het het grijze weer? Laatst las ik in de krant dat Nederland behoort tot één van de gelukkigste landen ter wereld. Dan verwacht je toch stralende lachende mensen op je heen? Maar dat is niet wat ik deze maandagmorgen of een andere ochtend zie.
Wat mij ook opvalt is dat zo weinig mensen lachen met elkaar, in gesprek zijn of desnoods gewoon met een glimlach op hun lippen bezig zijn met hun ding. Ik probeer oogcontact te maken met een meisje die verveeld om zich heen kijkt, maar onze blikken vangen elkaar niet.
IgnoranceHet lijkt wel of we vervreemd zijn van ons mens-zijn. Dat het alleen maar om ‘ik’ en ‘mijn wereld’ draait. We zijn van hetzelfde ‘soort’ maar we staan naast elkaar of we aliens zijn. We zijn allen uit hetzelfde hout gesneden, maar het gevoel van afgescheidenheid lijkt te overheersen. In de tweede trein waarin ik in stap is het net zo. Een hele wagon. Er zijn maar heel weinig mensen die niet bezig zijn met iets en gewoon naar buiten kijken. Iedereen is verdiept in zijn of haar eigen wereld: middels een krantje of de moderne communicatie. Aandacht voor de medemens is minimaal. In gesprek gaat niemand.
De waarom-vraag dringt toch weer aan me op en ik verzin een eigen theorie: Zitten de mensen soms gevangen in een web van collectieve moeheid? De druk van de maatschappij, het moeten blijven presteren, de schone schijn van ‘het gaat fantastisch’ naar de buitenwereld toe, terwijl ze diep in hun hart eigenlijk totaal wat anders zouden willen doen. Qua baan, levenswijze en soms zelfs qua partner. Men weet niet hoe, dus buffelt men maar door… Dag in, dag uit.
Ik kom niet tot eenduidige conclusie merk ik. Het blijft bij een persoonlijke constatering waarvan ik natuurlijk niet weet of deze waar is.
Het vrolijke ‘Goedemorgen dames en heren’ van de conducteur, doet de wagon goed. Ik zie mensen opveren, om zich heen kijken en… wakker worden. En ineens valt het kwartje. Dat is het! We slapen allemaal nog! En dan doel ik niet op het fysieke slapen. We zijn mentaal ingedut. Gevangen in de duale wereld, in het web van samsara zijn de meeste mensen op de automatische piloot gaan leven. En niet iedereen heeft natuurlijk zin om daaruit wakker te worden. Dat blijft een keuze. Het bekende ‘ignorance is a bliss’ schiet door me heen. Toch hoor ik genoeg verhalen om me heen van mensen, die wel zouden willen veranderen maar bij god niet weten ‘hóe’ dan.
Iets in mij wakkert het gevoel aan dat ik die mensen wil wakker schudden. Ze de schoonheid wil laten zien van het leven, in het leven zelf. Dat ik ze uit hun piekergedachten die in hun hoofd zwerven wil laten stappen en hen wil wijzen op dingen die je terugbrengen naar het hier en nu. Door het zien van de kleurenpracht die de bloembakken op de bruggen van de Amsterdamse grachten uitstralen, door de knuffel van je kind te beantwoorden, door blij te zijn als iemand voor jou in de bus opstaat, door een heerlijke maaltijd die je zelf hebt klaargemaakt.
Als ik uitstap knik ik in het voorbijgaande een gezette vrouw met een grote grijze coupe vriendelijk toe. Twee aardige ogen kijken dankbaar terug. Een glimlach verschijnt op haar lippen. En dat is één, denk ik bij mezelf als ik uitstap.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *